FLORA
Bomen en planten in het Oranjebastion
Een bijdrage van Dennis Gennesen
In deze rubriek een uiteenzetting van wat we zoal aantreffen in het Oranjebastion en zijn directe omgeving.
De bomen die geplant zijn bij het Oranjebastion bestaan o.a. uit
De 5 Amberbomen zijn geplant in de Willem van Oranjestraat
1 Zomereik en 5 Berken zijn geplant bij de parkeerplaatsen aan de voorzijde van het Bastion.
De strook is beplant met Lampepoetsergras en een Esdoornhaag.
Bij de parkeergarage is een grasstrook aangelegd.
De Amberboom
De amberboom wordt als sierboom sinds 1688 aangeplant in Europa.
De naam van de boom houdt verband met de hars die zich in de bast bevindt.
Verder onderscheidt de amberboom zich door haar bolvormige vruchthoofdjes.
De amberboom kan tot 45 m hoog worden, maar wordt in Nederland niet hoger dan 10 tot 20 m. Het blad heeft mooie herfstkleuren dieprood, geel en oranje.
Stuk gewreven bladeren geven een aangename zoete geur af.
De zomereik
Als er één boom is waarvoor het gezegde 'boompje groot, plantertje dood' geldt, dan is dat zonder twijfel de zomereik. Deze komt het meeste voor (samen met
de Amerikaanse eik).
Te herkennen aan de bladeren. Het verschil met de wintereik, waar hij op lijkt, is dat de eikels op hele lange steeltjes staan. Bij de wintereik hebben die
korte stelen.
Een zomereik is niet geschikt voor een kleine tuin; hiervoor is geschikt de Quercus robur ‘Fastigiata”.Eiken verdienen het om aangeplant te worden, omdat
ze zo duurzaam zijn
De Berk.
De boom wordt tot 20 m hoog. De oudere stambasis vertoont over het algemeen barsten. De twijgen zijn meestal overhangend.
Esdoornhaag
De geelgroene bloemtrossen lokken door de geur speciaal aasvliegen.
Gevleugelde vruchten
De vrucht is voorzien van een grote vleugel en wordt soms "helikoptertje" genoemd. Er zitten twee vruchten aan één steeltje, zodat de vleugels tegenover elkaar staan en zo een goede verspreiding door de wind geven. De hoek die de vleugels ten opzichte van elkaar maken is, naast de vorm van de vruchtjes en de ligging daarvan, een belangrijk kenmerk voor het onderscheid van de soorten.
Bijna alle soorten hebben in het voorjaar door de hoge worteldruk een sterke sapstroom, waardoor in
deze tijd van het jaar wonden sterk kunnen bloeden.
De meeste soorten hebben door de dunne bast gauw last van verbranding als de zon op de stam kan
schijnen.
Lampepoetsergras.
Met lampepoetsergras worden verschillende Australische soorten van het vooral in Afrika omvangrijke gelsacht Pennisetum aangeduid. P. compressum, P.
japonicum en P. purparescens, tegenwoordig gezamenlijk onder de noemer Pennisetum alopecuroides gebracht. Daarnaast zijn er nog enkele andere soorten die in Nederland en Vlaanderen
"lampepoetsergras" worden genoemd: Pennisetum orientale uit het nabije Oosten en Pennisetum setaceum (uit Sicilie en Noord-Afrika) die niet winterhard is en daarom hier als eenjarige moet worden
beschouwd.
De naam "lampepoetser" heeft het gras te danken aan die pluimvormige aren. De Nederlandse naam kan in tuincentra tot verwarring leiden, omdat ook
Fothergilla major, Callistermon citrinus en Liatris spicata wel "lampepoetser" worden genoemd. Het gras vormt via rhizomen een stevige, uitdijende pol.
Pennisetum compressum, nu aangeduid als Pennisetum alopecuroides wordt zo vaak aangeplant, dat men kan stellen dat dit een van de belangrijkste
siergrassen is. Een sterke plant die ook in koele zomers tot bloei komt in juli-september op een niet al te droge plek in zon of halfschaduw. Naast het bekendste ras 'Hameln' met ongeveer 50 cm
iets kleiner dan de wilde soort, zijn ook andere in opkomst, als 'Moudry' met breed blad en donkere, bijna zwarte aren en de dwergvorm 'Little Bunny' .
Pennisetum orientale is in alle opzichten wat bescheidener. De pluimvormige aren zijn ragfijn en rozig. Deze soort is minder winterhard dan P.
'alocuperoides' , maar zal in het westen en elders op een beschutte plek een niet al te strenge winter overleven. Dit geldt zeker niet voor de rode lampepoetser Pennisetum setaceum 'Rubra' die in
de handel meestal als vaste plant wordt aangeboden.